Dyspneu in de palliatieve fase

Dyspneu in de palliatieve fase

Samenvatting

Dyspneu komt veel voor in de palliatieve fase van hartfalen, COPD en kanker. Het komt voor bij 35% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase, bij 94% van de patiënten met een gevorderd stadium van COPD en bij 72% van de patiënten met een gevorderd stadium van hartfalen.1 Dyspneu heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven en gaat bijna altijd gepaard met angst. Ernstige benauwdheid is niet alleen voor de patiënt een angstige ervaring, maar ook voor zijn naasten. De richtlijn Dyspneu in de palliatieve fase is herzien en in januari 2016 definitief gepubliceerd en te raadplegen op www.pallialine.nl. Inhoudelijk zijn er geen grote wijzigingen ten opzichte van de vorige versie van de richtlijn; de procedure van de ontwikkeling van de richtlijnen en het format zijn gewijzigd met als doel de implementatie van de richtlijn te ondersteunen.
Dit artikel gaat inhoudelijk in op het symptoom dyspneu in de palliatieve fase en de aanpassingen in de nieuwe richtlijn over onder meer de (niet-)medicamenteuze symptomatische behandeling die evidence-based is uitgewerkt. Er is een casus gebruikt van een patiënte met COPD GOLD IV. Het artikel wordt afgesloten met een blog van Sander de Hosson.

Leerdoelen

Na het lezen van dit artikel weet/ kunt u:

  • wat de incidentie en prevalentie zijn van dyspneu in de palliatieve fase;
  • meer over de palliatieve fase van COPD;
  • waardoor dyspneu in de palliatieve fase veroorzaakt kan worden;
  • welke dimensies van invloed zijn op de ernst van de dyspneu;
  • welke niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandelingen kunnen worden ingezet;
  • als verpleegkundig specialist de patiënt ondersteunen en begeleiden in de keuze om wel of niet verder te gaan met behandeling.

Auteurs

Annelies Epping

Sander de Hosson

Toelichting

U kunt nu de eindtoets maken als afsluiting van dit artikel.

  1. Deze toets bestaat uit 7 vragen.
  2. U heeft nog 3 pogingen over om deze toets te halen
  3. Een minimale score van 70% is vereist.
  4. U kunt op ieder moment stoppen en later verder gaan met de toets.
Verklarende woordenlijst
Literatuurlijst
Externe bronnen
Help en toelichting

Beeld bij dit artikel
Leerdoelen

Na het lezen van dit artikel weet/ kunt u:

  • wat de incidentie en prevalentie zijn van dyspneu in de palliatieve fase;
  • meer over de palliatieve fase van COPD;
  • waardoor dyspneu in de palliatieve fase veroorzaakt kan worden;
  • welke dimensies van invloed zijn op de ernst van de dyspneu;
  • welke niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandelingen kunnen worden ingezet;
  • als verpleegkundig specialist de patiënt ondersteunen en begeleiden in de keuze om wel of niet verder te gaan met behandeling.
Samenvatting

Dyspneu komt veel voor in de palliatieve fase van hartfalen, COPD en kanker. Het komt voor bij 35% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase, bij 94% van de patiënten met een gevorderd stadium van COPD en bij 72% van de patiënten met een gevorderd stadium van hartfalen.1 Dyspneu heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven en gaat bijna altijd gepaard met angst. Ernstige benauwdheid is niet alleen voor de patiënt een angstige ervaring, maar ook voor zijn naasten. De richtlijn Dyspneu in de palliatieve fase is herzien en in januari 2016 definitief gepubliceerd en te raadplegen op www.pallialine.nl. Inhoudelijk zijn er geen grote wijzigingen ten opzichte van de vorige versie van de richtlijn; de procedure van de ontwikkeling van de richtlijnen en het format zijn gewijzigd met als doel de implementatie van de richtlijn te ondersteunen.
Dit artikel gaat inhoudelijk in op het symptoom dyspneu in de palliatieve fase en de aanpassingen in de nieuwe richtlijn over onder meer de (niet-)medicamenteuze symptomatische behandeling die evidence-based is uitgewerkt. Er is een casus gebruikt van een patiënte met COPD GOLD IV. Het artikel wordt afgesloten met een blog van Sander de Hosson.

Auteurs

Annelies Epping

Sander de Hosson